Klimaatsverandering en de impact op kleur bij bosuilen

Patrik Karell, Kari Ahola, Teuvo Karstinen, Jari Valkama & Jon E. Brommer

Omdat soorten goed aangepast moeten zijn aan klimatologische omstandigheden, kan men verwachten dat de recente globale klimaatsverandering een substantiƫle impact heeft op de evolutie van planten- en diersoorten. Toch is bewijs hiervoor vooralsnog beperkt, vermoedelijk omdat het onderzoek naar klimaatgedreven evolutionaire veranderingen een jong domein is. Het standaardvoorbeeld van micro evolutie (betrekkelijk kleine evolutionaire veranderingen) is de berkenspanner, waarover op deze site diverse artikelen te vinden zijn. De pluimage van de bosuil (Strix aluco) is een ander voorbeeld, recent gepubliceerd in Nature Communications. Deze roofvogel komt voor in grote delen van de gematigde klimaatszones in Europa. Hun pluimage kan twee kleuren aannemen: bruin (genetisch dominant) of grijs (genetisch recessief), zie foto. De bruine variant is opvallender in de sneeuw; er treedt daarom sterke selectie op tegen dit genotype, zeker tijdens winters waarin veel snel valt. Daarom lag de frequentie van de bruine variant steeds lager dan die van de grijze variant. De globale klimaatsverandering leidde de afgelopen 30 jaar echter tot zachtere winters met minder sneeuw in Europa, waardoor de overlevingskansen van bruine bosuilen sterk toenam. De auteurs observeerden een toename in het bruine fenotype tussen 1981 en 2008, vooral tijdens de afgelopen 10 jaar. De auteurs weten niet wat deze sterke toename kan verklaren. Aangezien de frequentie van de bruine variant overal in Europa is toegenomen, is genetische drift onwaarschijnlijk. Misschien zijn er selectieve voordelen verbonden aan bruine genotype (het is mogelijk dat een heterozygoot individu met zowel het bruine als het grijze allel een voordeel heeft, bijvoorbeeld wat betreft immunologie. Dit article is Open access en kan hier worden verkregen: http://www.nature.com/ncomms/journal/v2/n2/full/ncomms1213.html?WT.ec_id...

Bron

Nature Communications 2, vol 208 doi:10.1038/ncomms1213