Woordenboek

A (32) | B (10) | C (10) | D (8) | E (8) | F (6) | G (4) | H (5) | I (2) | J (1) | K (3) | L (2) | M (13) | N (4) | O (6) | P (5) | R (1) | S (15) | T (6) | U (3) | V (6) | W (6) | X (3) | Y (1) | Z (4)

Ecocentrisme

(syn. biocentrisme) is een milieufilosofisch begrip. In een ecocentrische visie is niet de mens het middelpunt (antropocentrisme) van het denken en het beleid, maar het ecosysteem (waarvan de mens ook deel van uitmaakt).

Emergentie

Deze term wijst in de evolutiebiologie op het ontstaan van nieuwe eigenschappen of vermogens in de loop van de evolutie als gevolg van een nieuwe rangschikking van reeds bestaande structuren of combinaties van structuren. Daarbij treedt synergie op: de nieuwe eigenschap of het nieuwe vermogen kan niet worden gezien als de optelsom van de betroffen componenten. Voorbeelden van emergente eigenschappen bij de menselijke soort: het spraakvermogen en het bewustzijn. Ook ‘leven’ in biologische zin wordt beschreven als een emergente eigenschap van de materie: bepaalde combinaties van levenloze

Empathie

Synoniem: inlevingsvermogen, invoelingsvermogen, zich kunnen verplaatsen in iemand anders. Een van de belangrijkste mentale vermogens waardoor men in staat is om in te schatten hoe een ander zich voelt.

Engis

Paleoantropologische vindplaats in België, gelegen aan de Maas, stroomopwaarts van Luik. In 1829 werden in Engis door Philippe Schmerling fossielen gevonden van een oermens die later als Neanderthaler werd gedetermineerd.

Ethologie

Deelgebied van de biologie, de studie van het gedrag van mens en dier. De ethologie heeft een beschrijvend aspect en een analyserend (of verklarend) aspect. De term ethologie werd in de biologie geïntroduceerd door Lorenz, Tinbergen en anderen, om af te rekenen met de oudere term ‘dierpsychologie’. Deze term impliceert namelijk dat de aan gedragspatronen ten grondslag liggende motivaties en emoties bij niet menselijke dieren kenbaar zouden zijn, hetgeen door tal van ethologen onwetenschappelijk werd geacht. Ethologen zoals Frans de Waal gaan er wel van uit de gevoelens en drijfveren van

Evolutie

Biologisch proces gekenmerkt door tamelijk willekeurige feno- en genotypische variatie onder nakomelingen, gevolgd door het differentiële overleven van bepaalde varianten. Wanneer dit proces gedurende opeenvolgende generaties optreedt, spreekt men van evolutie. Evolutie kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot het ontstaan van nieuw soorten. Opmerking: Het biologische proces (of verschijnsel) evolutie dient niet te worden verward met: de evolutietheorie die dit verschijnsel tracht te verklaren de fylogenie, de evolutie- of ontstaansgeschiedenis van een bepaalde groep organismen.

Evolutionary tinkering

Evolutionair geknutsel. Begrip geïntroduceerd door de Franse bioloog François Jacob (bricolage évolutionnaire) om te benadrukken dat evolutionaire innovaties ontstaan wanneer oude adaptaties op een andere manier gebruikt worden, of wanneer ze op een nieuwe manier aan elkaar worden gekoppeld. Met andere woorden, nieuwe structuren worden (vaak) gevormd uit elementen die reeds voorhanden zijn, zoals anatomische structuren, fysiologische systemen, celorganellen en eiwitten. François Jacob blies daarmee een oud idee van Darwin nieuw leven in. De Amerikaanse paleontoloog en essayist Stephen Jay

Exaptatie

Een kenmerk dat een andere rol vervult dan waarvoor het oorspronkelijk door natuurlijke selectie werd gemaakt. De term is in 1982 geïntroduceerd door Stephen Jay Gould en Elisabeth Vrba. Voorbeeld: Veren zijn oorspronkelijk ontstaan als isolatie, als adaptatie om het dier te beschermen tegen zonnehitte en uitdroging. Later zijn veren een belangrijke rol gaan spelen bij het vliegen: als exaptatie voor het vliegen.