A
(32)
| B
(10)
| C
(10)
| D
(8)
| E
(8)
| F
(6)
| G
(4)
| H
(5)
| I
(2)
| J
(1)
| K
(3)
| L
(2)
| M
(13)
| N
(4)
| O
(6)
| P
(5)
| R
(1)
| S
(15)
| T
(6)
| U
(3)
| V
(6)
| W
(6)
| X
(3)
| Y
(1)
| Z
(4)
Synoniem: Algemene celtheorie.
De celtheorie stelt dat cellen de structurele en fysiologische basiseenheden zijn van alle levende organismen, en dat nieuwe cellen steeds worden gevormd uit reeds bestaande cellen.
Deze theorie die inmiddels zeer overtuigend is bewezen, is een van de grondslagen van de biologie en vormt een krachtige ondersteuning van de evolutietheorie.
De Franse natuuronderzoeker Henri Dutrochet (1776-1847) publiceerde in het begin van de 19de eeuw een eerste versie van een fundamentele celtheorie. Voortbouwend op zijn werk ontwikkelden vervolgens Theodor Schwann (1810-1882
Term uit de cladistiek. Synoniem: monofyletische groep.
Een clade is een groep organismen bestaande uit een voorouder en zijn evolutionaire afstammelingen. Claden kunnen op verschillende manieren worden gedefinieerd, afhankelijk van de gekozen voorouder en van de eigenschappen welke men vergelijkt. Strikt genomen staat het benoemen van een clade gelijk aan het formuleren van een hypothese over de evolutionaire relaties tussen de organismen die men tot de betreffende clade rekent.
Cladistiek is een evolutiebiologische manier om organismen in te delen. Daarbij gaat men uit van (veronderstelde) evolutionaire verwantschappen. De klassieke taxonomie (die nog uit de tijd vóór Darwin stamt) gaat uit van overeenkomsten in de morfologie en de anatomie, zonder speciaal te letten op evolutionaire relaties.
http://www.youtube.com/watch?v=3DxNwzzjm_4
Evolutie tijdens dewelke een dochtersoort zich afsplitst van een populatie van de oudere soort, waarna zowel de oudere als de jongere soort naast elkaar blijven bestaan. Merk op dat dit een afstammeling toelaat samen te bestaan met een voorouder.
Grafische voorstelling (“stamboom”) van de evolutionaire verwantschappen tussen groepen organismen (meestal soorten) die is gebaseerd op een cladistische analyse. Daarbij wordt (met behulp van computer en zo groot mogelijke databestanden) een stamboom berekend op basis van het kleinste aantal evolutionaire stappen die nodig zijn om een evolutionair verband aannemelijk te maken. De gekozen data en de hoeveelheid data zijn bepalend voor het resultaat: er kunnen dus met verschillende datasets verschillende cladogrammen uit de bus komen. Een cladogram moet derhalve altijd worden opgevat als een
Gekoppelde evolutie van twee verschillende soorten die met elkaar in wisselwerking staan. Een verandering bij de ene soort wekt een aanpassing op bij de andere. Het betreft dan complementaire aanpassingen (co-adaptatie) zoals bij symbiose, of antagonistische aanpassingen zoals bij de ‘evolutionaire wapenwedloop’ tussen roofdieren en hun prooien.
Voorbeeld: De co-evolutie van de vorm van de monddelen van bijen en de vorm van bepaalde bloemen.
Synoniem: wederzijdse uitsluiting, of regel van Gause. Wanneer twee verschillende soorten in dezelfde streek voorkomen en identieke ecologische behoeften hebben (d.w.z. wanneer ze dezelfde niche exploiteren), zal een van de twee na verloop van tijd verdwijnen. Deze ecologische vuistregel is vernoemd naar de Russische bioloog Gause.
Wanneer dezelfde (of bijna dezelfde) kenmerken optreden bij groepen organismen die niet nauw met elkaar verwant zijn, spreekt men van convergente evolutie. De op elkaar lijkende kenmerken zijn analoge adaptaties. Het feit dat talrijke buideldieren van Australië sterke gelijkenissen vertonen met placentale zoogdieren elders ter wereld wordt verklaard door convergente evolutie.
Voorbeeld: vleugels van vogels en van vleermuizen.
Voorbeeld: oog van vertebraten en van inktvisachtigen.
Broedzorg verwijst naar het verschijnsel dat bij talrijke diersoorten de jongen verzorgd worden door beide ouders of een van de ouders. Van coöperatieve broedzorg is er sprake wanneer bij de broedzorg ook andere individuen betrokken zijn dan de ouders. Voorbeeld: Mensen vertonen coöperatieve broedzorg, want mensenbaby's worden met vereende krachten gevoed, beschermd en grootgebracht. Daar werken grootmoeders, tantes, zusters en vele anderen aan mee. Zo krijgt de moeder de kans om haar conditie weer op peil te brengen – een voordeel voor een eventuele nieuwe zwangerschap. Volgens de primatologe