Wat is de EAO en waarom is het belangrijk ? (algemeen antwoord)

Ed Hagen
Institute for Theoretical Biology, Humboldt-Universität zu Berlin
Constantijn Vermaut

De evolutionaire aanpassingsomgeving (EAO) is een uitdrukking voor het milieu van evolutionaire aangepastheid. Deze uitdrukking, voor het eerst gevormd door John Bowlby, bekend van de "attachment" theorie, was een bron van veel verwarring en controverse. First of all, the EEA is NOT a specific time or place. Roughly, it is the environment to which a species is adapted. De EAO is eerst en vooral geen bepaalde tijd of plaats. In grove termen is het de omgeving waarvoor een bepaalde soort optimaal aangepast is. Diersoorten die in verschillende omgevingen leefden of hun bestaan verzekerden op verschillende manieren werden met andere reproductieve problemen geconfronteerd, en dat is dan ook de reden waarom alle diersoorten van elkaar verschillen. Vissen moesten andere problemen overwinnen dan vlinders, en tengevolge daarvan ontwikkelden zij verschillende soorten aanpassingen. Voor elk bepaald organisme is de EAO de verzameling van reproductieve problemen waarmee de leden van die soort geconfronteerd werden over een evolutionaire tijdsperiode. De EAO voor een bepaalde vissensoort is waarschijnlijk helemaal anders dan de EAO voor een bepaalde vlindersoort, zelfs als beide soorten elke op dezelfde plaats en over dezelfde tijdsperioden geëvolueerd zijn. Elk van deze soorten moest aparte reproductieve problemen oplossen; hun EAO's zijn bijgevolg verschillend. Het EAO-begrip is erg analoog met het 'niche' begrip van de evolutionaire biologie.

Wanneer ik over het overwinnen van reproductieve uitdagingen sprak, heb ik bewust de verleden tijd gebruikt omdat aanpassingen over een groot aantal generaties evolueerden, en daarom "aangepast" zijn aan de betrouwbare aspecten van het milieu in het verleden (zie hiervoor het volgende deeltje). Indien het milieu verandert, dan kan het zijn dat de aanpassing niet meer past in het nieuwe milieu en zijn reproductieve functie niet meer naar behoren vervult.

Het EAO-begrip is uiterst belangrijk om de functionele eigenschappen van organismen te begrijpen, en hetzelfde geldt voor de functionele organisatie van het menselijk brein. Zoals in het vorige deeltje geschetst, ontwikkelen de functionele eigenschappen van organismen zich doordat de natuurlijke selectie het evolutieproces stuurt. Dit betekent dat de functies waarover de organismen beschikken exact deze zijn die van oudsher terugkerende reproductieve uitdagingen kunnen overwinnen. Reproductieve uitdagingen zijn alle verschillende dingen die organismen moesten doen om in een bepaald milieu en over een evolutionaire periode te kunnen overleven en reproduceren : voedsel vinden, paren vormen, roofdieren ontlopen, ziektekiemen bevechten, enzovoort.

Deze opmerking is speciaal van belang om de functionele organisatie van het menselijk brein te kunnen begrijpen. Omdat we de bedrading van de hersenen (nog) niet rechtstreeks kunnen bestuderen (behoudens enkele zeer speciale gevallen), hebben we een ander 'venster' nodig, of een verzameling instrumenten waarmee we hersenfuncties kunnen waarnemen. De theorie van Darwin biedt ons een dergelijk venster. Indien we alle reproductieve uitdagingen kunnen formuleren waarmee onze voorouders geconfronteerd werden (dit betekent, wanneer we de EAO van de mens kunnen specifiëren), dan kunnen we - in principe - alle potentiële functies specifiëren die ons lichaam en hersenen ter beschikking heeft. Meer bepaald met betrekking tot de hersenen, zouden we, indien we alle reproductieve problemen in verband met informatieverwerking zouden kunnen specifiëren, dan kunnen we alle mogelijke psychologische mechanismen bepalen die uit de evolutie zouden kunnen tevoorschijn gekomen zijn. De vraag of mensen over bepaalde psychologische mechanismen zouden beschikken (dit betekent, een vaardigheid om een zeker reproductief probleem waarin informatie verwerkt moet worden op te lossen), wordt dan een empirisch probleem. Het is gelukkig veel gemakkelijker om iets te vinden als je ongeveer weet waarnaar je op zoek bent. Het verleden bestuderen is voor het ogenblik gemakkelijker dan de studie van de bedrading in de hersenen. Daarom biedt het EAO-begrip een op dit ogenblik noodzakelijk instrument om a priori te bepalen over welke functionaliteiten of mechanismen het menselijk brein waarschijnlijk beschikt: dit menselijk brein lost namelijk de reproductieve uitdagingen gesteld door vroegere omgevingen op; het maakt het ons mogelijk om al die dingen te doen die nodig zijn om te overleven en ons voort te planten in de omgeving die onze voorouders kenden: voedsel vinden, paren vormen, onze natuurlijke vijanden en andere gevaarlijke dieren herkennen en vermijden, enzovoort. We kunnen dus de functionele organisatie van het menselijk lichaam begrijpen in de exact dezelfde mate als we het menselijke EAO kunnen begrijpen.