Waarom stellen voorstanders van intelligent design de evolutietheorie ter discussie?

Jean Paul van Bendegem
Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie, Vrije Universiteit Brussel

Het onderwerp van deze tekst is helaas actueel, anders mag het niet gezegd worden. Ik zal het moeten hebben over een thema dat mij vaak met verbijstering slaat en helaas niet zo vaak met verwondering of verbazing doet opkijken. Evolutionaire biologie, zeg maar Darwin for short, moet een discussie aangaan met creationisme en Intelligent Design (ID in het verdere verloop van deze tekst), zeg maar God (en Christengod in de eerste plaats) for short. Hoe is het mogelijk? Mijn bedoeling in deze beknopte tekst is om een overzicht te presenteren en te proberen begrijpen waarom inderdaad dit debat op dit ogenblik aan de gang is. In een eerste luik zal ik ingaan op de actoren in het debat, in een tweede kort luikje zal ik iets zeggen over de retoriek van het debat, hoe het gevoerd wordt om dan in een derde luik een evaluatie te presenteren van de voornaamste argumenten om dan snel te concluderen met een Bijbels ci-taat. Waarom niet?

Waarover gaat het debat?

De drie actoren in dit debat zijn respectievelijk:

  • Het creationisme: kort en bondig geformuleerd komt deze opvatting erop neer dat men aanneemt dat het verhaal in de Genesis een correcte beschrijving is van de schepping van de wereld, inbegrepen de mens. Dus het verhaal wordt letterlijk gelezen.
  • Intelligent Design: deze opvatting, vaak ook gepresenteerd als een wetenschappelijke theorie of althans iets dat er aanspraak kan op maken, is opgebouwd rond de gedachte dat de complexiteit van het menselijke leven onmogelijk kan gereduceerd worden tot zuiver mecha-nische, chemische en biologische processen. Er zit, met andere woorden, een breuklijn tussen de dode materie en de levende materie, zeker als het op de mens aankomt. Van daaruit is het maar een kleine stap om te besluiten dat die complexiteit een andere grond of basis moet heb-ben en de gedachte van een blauwdruk, een plan, een Design dringt zich op.
  • De evolutionaire biologie: ten onrechte wordt – en ik heb het zelf gedaan in de inleiding van deze tekst – deze theorie met Darwin gelabeld, daarmee suggererend dat we de evolutie-theorie bedoelen zoals ze te lezen staat in het oorspronkelijke werk van Charles Darwin, de beroemde Origin of Species, gepubliceerd in 1859. Beter is het om te spreken van de neo-Darwinistische synthese, waarbij de genetica, zoals ontwikkeld door Gregor Mendel, samen-gevoegd is met de theorie van Darwin zelf. En misschien nog beter is het om te spreken van de kern van de neo-Darwinistische synthese. Gelukkig laat die kern zich relatief eenvoudig samenvatten: eenmaal je levensvormen hebt, zullen die vormen zich verder ontwikkelen door een gecombineerd proces van blinde variatie van generatie naar generatie en, éénmaal ze er zijn, een proces selectieve weerhouding door de omgeving. Bemerk dat ik in deze formulering heb vermeden het woord “toeval” te gebruiken. Waarmee ik alleen maar wil aangeven dat het niet noodzakelijk is om over toeval te spreken. (Ik weet uiteraard wel dat het woord “blind” hier dienst doet als substituut, maar “blind” en “toeval” hoeven niet hetzelfde te betekenen).

Als je het zo ziet staan, is het toch echt wel vreemd dat creationisme, ID en evolutionaire biologie tegenover elkaar worden geplaatst. Dus ligt de volgende vraag voor de hand: waarom woedt dit debat dan? Mijn vermoeden is dat het in eerste instantie gaat om een ethisch-maatschappelijk motief en niet om een wetenschappelijk motief. Als we kijken naar het ont-staan van het creationisme en dan moet de blik onvermijdelijk richting Verenigde Staten uit-gaan, dan gaat het om een probleem van religieuze opvoeding. Het liefst wenst men religie als onderdeel van een schoolopleiding verplicht te maken, maar, bizar genoeg, kent de Ameri-kaanse grondwet scheiding van kerk en staat (“Congress shall make no law respecting an es-tablishment of religion, or prohibiting the free exercise thereof; or abridging the freedom of speech, or of the press; or the right of the people peaceably to assemble, and to petition the Government for a redress of grievances”, het beruchte First Amendment), dus dat zou niet mogen lukken ware het niet dat, als het een ander vak kan binnengesmokkeld worden, het wel zou kunnen. Religie binnensmokkelen in de biologieles wordt dan de strategie. Interessant trouwens om op te merken dat de wiskunde, de fysica en de scheikunde niet in aanmerking komen voor een dergelijke strategie. Het wetenschappelijke aspect is daardoor effectief van secundair belang; in geen geval gaat het om een discussie binnen de wetenschappelijke wereld over alternatieve wetenschappelijke theorieën. Het beste bewijs is dat de meeste discussies rond dit onderwerp worden uitgevochten in rechtbanken en niet op wetenschappelijke con-gressen of symposia.

Daarom lijkt het mij ook een volkomen legitieme vraag waarom je aan een derge-lijk debat zou deelnemen? Zoals het argument gaat, geef je dan niet teveel aandacht aan on-zin? Maak je ze daardoor niet respectabel? Het valt te vergelijken met astrologie. Het is te gek dat astronomen tijd moeten verliezen met aan te tonen dat het nergens op slaat, maar het pro-bleem is dat astrologie er nu éénmaal is en zwijgen in dit verband lijkt mij erger dan spreken omdat het de suggestie in zich draagt dat het onderwerp eigenlijk wel OK is omdat ofwel er niets over te zeggen valt ofwel er geen tegenargumenten zijn. Dus, leuk of niet, het is noodza-kelijk, denk ik, aan de discussie deel te nemen, want creationisme en ID hebben een onrede-lijk succes op dit ogenblik, ook in onze contreien. Dat alles gezegd zijnde, blijft er toch voor de wetenschapsfilosoof een interessant thema over: het gaat niet zozeer om de kwestie wie er gelijk zou hebben, maar eerder om de kwestie hoe het kan dat zulke bizarre hersenspinsels zoals het creationisme mensen kunnen aanspreken. En dat is dan weer een vraag die je weten-schappelijk en filosofisch kunt aanpakken.

De retoriek van het debat

Het meest opvallende kenmerk aan dit debat is de curieuze retoriek die wordt gevolgd. Creationisten en ID’ers zijn er niet op uit om hun eigen visie of opvattingen te onderbouwen, maar richten quasi al hun pijlen op de “tegenstander”. Dus in een doorsnee tekst zal de meeste aandacht besteed worden aan het falen van de evolutionaire biologie. Dit is uiteraard een klas-sieke retorische strategie: het veilig stellen van het eigen standpunt door alle aandacht te rich-ten op het standpunt van de tegenstander. Impliciet wordt dan ook een, ik moet helaas beken-nen dat het een verstandige strategie is, correcte logische redenering gehanteerd: ofwel hebt gij gelijk ofwel heb ik gelijk, maar gij hebt ongelijk, dus ik heb gelijk. Voor alle duidelijk-heid: ik zeg alleen maar dat de redenering correct is, de hele kwestie draait evident om de uit-spraak dat er maar twee standpunten mogelijk zouden zijn, dat die standpunten vergelijkbaar zouden zijn en dat slechts één van ons twee kan gelijk hebben. Dit betekent voor de verdedi-ger van Darwin dat de aangewezen strategie een combinatie van twee elementen moet zijn: aan de ene kant uiteraard een antwoord geven op de vermeende kritieken, waarbij, zoals ik later zal verdedigen het van cruciaal belang is om een zo realistisch mogelijk beeld van de wetenschap te tekenen, en, aan de andere kant, zelf doen wat zij nalaten te doen, namelijk hun ideeën doordenken en de zwakke punten blootleggen die ze zorgvuldig toedekken.

Evaluatie

Het creationisme. Zoals ik al vermeldde in de inleiding, onder creationisme versta ik de opvatting die het Genesisverhaal letterlijk neemt. Als er wordt gesproken over zes dagen, dan wordt er precies dat bedoeld. Als God een rib neemt uit Adam, dan is dat exact wat de schepper doet. Ik benadruk dit omdat ik niet veel aankan met opvattingen die stellen dat je de tekst metaforisch, figuurlijk, symbolisch, inspirerend, … moet lezen. Daar is niets mis mee maar, als ik om mijn verwantschap met de mensheid te ervaren, blader in een tele-foonboek dan hoeft dat telefoonboek niet als een alternatief voor een sociologische theorie beschouwd te worden. Dus nemen wij de Genesis letterlijk, wat krijgen we dan? Antwoord: een hoop problemen. Een paar uit de lijst:

  • Over welk van de twee scheppingsverhalen spreken we? Want het zijn er wel degelijk twee. In de eerste versie worden man en vrouw gelijktijdig en onafhankelijk geschapen, in de tweede versie wordt de vrouw uit een rib van de man bij elkaar geknutseld. In de eerste versie lopen de beestjes al rond voor Adam er is, in de tweede versie geeft God Adam de beestjes als bezigheidstherapie. In mooi logisch jargon noem je dit een contradictie, een tegenstrijdigheid.
    Hoe moet ik mij concreet het paradijs voorstellen? Liepen gazellen en leeuwinnen gezellig naast elkaar? Indien ja, dan zijn die leeuwinnen geen leeuwinnen, maar iets anders. Indien neen, waar waren de leeuwinnen dan? Was het dan een soort grote zoo? En de vissen dan? Een aparte vijver voor zoetwatervissen en zoutwatervissen? Waren er al bacteriën? Vermoe-delijk wel, anders zullen Adam en Eva wel lichte stoelgangproblemen hebben gehad. Graag had ik op deze brandende kwestie een antwoord gekregen.
  • Hoe moet ik mij de mens voorstellen? Hadden Adam en Eva een navel (één van de meest klassieke vragen)? Maar, nog intrigerender, zat er in de lichaamscellen van Adam en Eva DNA? Indien ja, waarvoor was dat nodig? Indien neen, hoe is de mens dan uiteindelijk toch aan DNA geraakt?
  • Wat met de zondvloed? Je moet eens voor de aardigheid een berekeningetje maken. Als je de hele aardbol onder water wil zetten zo dat ook de Mount Everest verdwenen is, hoeveel kubiek heb je nodig. Dan zie je al heel snel dat je onzin uitkraamt. Voor wie er nog zou aan twijfelen natuurlijk!
  • Wat met de ark? Waren er ook vissen aan boord? Waren er houtwormen aan boord? Van alle bacteriën en virussen een paar, met inbegrip van pest en cholera? Alle mogelijke padde-stoelen, champignons en andere schimmels? Een paar kevers of van elke subsoort een paar? Met andere woorden, liep de ark dan vol met kevers? Ik zwijg maar over de gazellen en leeu-winnen van daarnet.

Bruut samengevat: eigenlijk is dit te gek om los te lopen, ik meen het.

 

Intelligent design Eerst en vooral moet ik hier opmerken dat het spijtige aan ID is dat een allang lopende discussie in de filosofie en de theologie en die zeer respectabel en interessant is, door ID in een slecht daglicht is komen te staan. Wat ik bedoel is de opvatting van een zogenaamde natuurlijke of naturalistische theologie, waarbij doorgaans het uitvoerige werk van William Paley, Natural Theology uit 1802 als beginpunt wordt vermeld. De basis-gedachte, waarvoor ik eigenlijk wel veel sympathie kan opbrengen, is dat, als dit universum Gods schepping is, wij hierin de bewijzen en/of de sporen moeten kunnen vinden van die scheppingsact. Zou er geen enkel spoor of bewijs te vinden zijn, dan uiteraard is er niets dat belet om het universum los van God te zien, wat bij voorkeur dient vermeden te worden. Het gevolg is dat dergelijke theologen zeer wetenschappelijk geïnteresseerd zijn want overal zoe-ken ze naarstig naar die sporen. Het kan de schoonheid van een wiskundige formule zijn, de pracht van een bloem, de samenhang van een bijengemeenschap, een volmaakt menselijk li-chaam, …, het laat zich allemaal lezen als sporen van Gods aanwezigheid.

De hedendaagse versie van ID wil het echter concreter hebben. Er is voor het menselijk leven een blauwdruk, een plan, aanwezig is en wij zijn het resultaat van het uitvoe-ren van dat plan. ID’ers vandaag hebben dus geen probleem met de wetten van de fysica, die zijn dik in orde, maar hebben ook met God niets vandoen, merkwaardig genoeg. Het is maar wanneer we opklimmen naar de biologie en de evolutionaire biologie bovenal, dat er een breuk komt. En dan uiteraard toont er zich een enorme zwakte: als er een blauwdruk is die moet uitgevoerd worden, hoe moet ik mij dat voorstellen? Hoe is de Grote Designer tewerk gegaan? Laat ik het meteen illustreren met het klassiekste voorbeeld op dit ogenblik: het men-selijk oog. Wat is het argument? Kijk naar het menselijk oog en je ziet een machine die zeer complex is, waarbij alle onderdelen zo goed op elkaar aansluiten, waarbij de “fine-tuning” uitzonderlijk is. Je kan niet anders dan besluiten dat zo iets moet ontworpen geweest zijn. Vergelijkingen die men zeer graag maakt zijn ofwel met de horlogemaker – open een oud (!) uurwerk, zie alle radertjes en wieltjes, en je besluit meteen tot het bestaan van iemand die dit gemaakt heeft, waarom dan niet voor het oog dat nog zoveel complexer is? – ofwel met de Boeingmetafoor – een menselijk oog samenstellen zou hetzelfde mirakel zijn als alle onderde-len van een Boeing 747 in een hangar te leggen, te wachten op een orkaan en, als die door de hanger is gegaan, te verwachten dat er een volledig geassembleerd vliegtuig zou staan, klaar om te vertrekken – maar ze helpen niet om een beeld te krijgen wie of wat dan dat oog heeft gemaakt, nog los van het feit dat deze vergelijkingen absoluut niet deugen.

Vooruitlopend op het volgende punt, wil ik hier al graag meegeven dat het mense-lijk oog geen goed gekozen voorbeeld is. Bekijk het oog in de lange loop van de evolutie en niet als louter eindproduct, als op zichzelf staand ding. Ten eerste is het evident dat een half oog beter is dan geen oog, dus een cel waarvan een deel van de wand lichtgevoelig is, is beter af dan een cel die dat niet heeft. De basis voor wat een oog zou kunnen worden, is hiermee gelegd. Bovendien zijn er verschillende ogen in omloop, waarvan de twee bekendste ons ca-mera-oog en het facetoog (van, o.a., de vlieg) zijn. Eerder dan hier nu het volledige verhaal (uiteraard met witte vlekken die nog moeten ingevuld worden) te presenteren, kan ik het hoofdstuk aanraden over het menselijk oog in het mooie boek van de gekende Oxford-bioloog Richard Dawkins, getiteld Climbing Mount Improbable, vertaald in het Nederlands als Het toppunt van onwaarschijnlijkheid. Dat brengt mij, zoals gezegd, vanzelf naar de kwestie van de kritieken op de evolutionaire biologie.

Kritieken op evolutionaire biologie. In dit luikje overloop ik kort de vijf meest gebruikte argumenten om Darwin in diskrediet te brengen en ik geef er meteen ook het antwoord bij.

Toeval is onvoldoende om (de complexiteit van het) leven te verklaren. Antwoord: het is een absoluut verkeerde voorstelling van zaken om te stellen dat evolutionai-re biologie alleen maar toeval hanteert om de evolutie van het leven te verklaren. Toeval speelt een rol, zeker, maar niet alleen toeval. Men vergeet zo vaak dat de omgeving een deci-sieve rol te spelen heeft. Waarom zijn er geen olifanten zoals in de schilderijen van Salvador Dali? Omdat de arme beesten door de grond zouden zakken met zulke fijne pootjes, zo ze al niet spontaan waren gebroken onder de druk.

Biologische soorten veranderen niet. Wie toevallig het letterlijk zwaarwegende boek The Atlas of Creation in handen heeft gehad, weet wat hier wordt be-doeld. In het boek worden beestjes die vandaag nog levend voorkomen geplaatst naast hun fossiele verre voorouder om vast te stellen dat er niets veranderd is. Antwoord: wat Darwin zegt is dat soorten kunnen veranderen, niet dat zij moeten veranderen (dat zou precies weer een doel of eindpunt, dus een onderliggend plan introduceren). Zeer flexibele soorten, zoge-naamde “generalisatoren”, hebben de neiging om zeer “stabiel” te zijn. De kampioenen bij uitstek zijn blijkbaar de kevers. Vergeet bovendien ook niet dat soorten terug minder complex kunnen worden.

Wetenschap zelf zegt dat creatie van orde uit wanorde niet mogelijk is, dat is wat met name de wet van entropie uitdrukt. Antwoord: de wet van entropie heeft betrek-king op geïsoleerde systemen, waar geen energie- of materie-uitwisseling plaatsheeft met de omgeving. Maar de aarde is bij uitstek een open systeem, getuige de aanwezigheid van die onbeschermde fusiereactor hoog in de hemel, onze Zon. Wijzelf zijn ook zo open als de bees-ten: er moet voortdurend materiaal ingestopt worden en tijdig afgevoerd worden om ons le-vend te houden. Bovendien, dankzij het schitterende werk van, o.a., onze Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine, weten we nu dat, onder bepaalde omstandigheden, uit een minder gestructu-reerd systeem een bepaalde orde kan ontstaan.

De methode om de leeftijd van fossielen te bepalen is niet betrouw-baar. Antwoord: zonder twijfel, indien bijvoorbeeld de koolstof-14 dateringsmetho-de de enige methode zou zijn om een fossiel te dateren, dan zou dat niet zo’n sterke positie opleveren. Maar dat is niet het geval: er worden verschillende methodes gehanteerd, wat mo-gelijk maakt dat een datering altijd dubbel gecheckt kan worden. Bovendien is het heel vaak niet nodig om een absolute datering te hebben, maar wel een relatieve om te weten van twee fossielen welke het oudste is. De uitspraak “A is ouder dan B” geeft mij geen informatie over de leeftijd van A en B zelf, dus is deze uitspraak zwakker. (Ik negeer het argument dat de da-teringsmethode wel klopt, maar dat God dat opzettelijk zo heeft gedaan om ons te testen en, neen, dit heb ik niet zelf verzonnen).

De wetenschap, dus ook evolutionaire biologie, vertoont “gaten”. Ant-woord: in alle eenvoud, het is te hopen, want anders waren we klaar met het bedrijven van wetenschap en dat klinkt vrij onnozel. Uiteraard moeten wetenschappelijke theorieën open plekken vertonen, zaken die nog niet in detail onderzocht zijn, kwesties die voorlopig onbe-antwoord blijven, antwoorden die we terug in twijfel hebben getrokken. Het is en blijft alle-maal mensenwerk en de natuur is geen gemakkelijke minnares; ze geeft haar geheimen maar mondjesmaat prijs. Daaruit volgt echter niet dat derhalve iets anders dan de wetenschap ge-schikt zou zijn om deze “gaten” op te vullen. Ten slotte is de grote zwakte van dit argument de symmetrie ervan: zoals ik al heb aangegeven, vertoont de evolutionaire biologie gaten, cre-ationisme en ID lijken meer een Gruyèrekaas, waarvan de limiet van de verhouding kaas tot gaten naar nul neigt.

Tot daar dit kort overzicht van de voornaamste argumenten die een ID-er jullie voor de voeten zal werpen en tijd om te besluiten.

Conclusie

Zoals aangekondigd, sluit ik (bijna) af met een Bijbels citaat uit het boek Prediker, Hoofdstuk I, vers 8: “De dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend.” (in de recentste Bijbelver-taling, hopeloos verknoeid tot “Alles is vermoeiend, zozeer dat er geen woorden voor te vin-den zijn.”). Ik moet niet toelichten waarom, neem ik aan.

Laat ik toch op een positieve manier eindigen. Akkoord, de discussie moet ge-voerd worden, maar, als je ’s avonds thuiskomt na het zoveelste debat, bedenk dat je je dan kunt wijden aan een veel interessantere vraag, namelijk de vraag hoe het eigenlijk komt dat zoveel mensen zo graag willen geloven in creationisme en ID? En laat dat nu een vraag zijn waarvoor de wetenschap uitermate geschikt is om ze te beantwoorden, met name denk ik aan zowel biologen als psychologen, sociologen en andere menswetenschappers en, meer bepaald denk ik aan de reeds vermelde Dawkins (The God Delusion, in het Nederlands, God als misvatting) en Daniel Dennett (Breaking the Spell, in het Nederlands, De betovering van het geloof. Religie als een natuurlijk fenomeen). Hier valt nog veel belangrijk en zinvol werk te verrichten.