Leiden zelfzuchtige genen tot zelfzuchtige mensen?

Ed Hagen
Institute for Theoretical Biology, Humboldt-Universität zu Berlin
Stijn Cooman

Deze tekst werd vertaald met toestemming van de auteur. De oorspronkelijke Engelse versie is te vinden op http://www.anth.ucsb.edu/projects/human/epfaq/evpsychfaq_full.html

Niet noodzakelijk. Wanneer we genen als zelfzuchtig omschrijven, gebruiken we een analogie die niets te maken heeft met onze populaire betekenis van het woord ‘zelfzuchtig’. Adaptaties ontstaan door de verschillen in de frekwentie van de reproductie van allelen (allelen zijn verschillende versies van hetzelfde gen). Dit betekent dat één versie van een gen (allel A) op een bepaalde plaats binnen het genoom, er in resulteert dat organismen die deze versie bezitten, een ander fenotype (of lichaamsstructuur) zullen hebben dan individuen die een andere versie van hetzelfde gen (op dezelfde plaats binnen het genoom) bezitten – laten we deze andere versie allel B noemen. Als organismen met fenotype A zich meer voortplanten dan die met fenotype B, dan zal allel A steeds vaker gaan voorkomen in de populatie. Men zegt dan dat allel A allel B ‘wegconcurreert’. Zo gezien is allel A een ‘zelfzuchtig gen’ – het heeft zijn eigen aantal opgevoerd ten koste van het allel B. Maar elke adaptatie in een lichaam is op deze manier geëvolueerd! Dat betekent dat de genen die verantwoordelijk zijn voor je haar, even ‘zelfzuchtig’ zijn als die, die verantwoordelijk zijn voor je vingernagels, die weer net zo ‘zelfzuchtig’ zijn als de genen die informatie bevatten over je knieschijven! Net hetzelfde gaat op voor psychologische adaptaties: de genen die verantwoordelijk zijn voor het onstaan van je zicht, zijn even ‘zelfzuchtig’ als de genen die ervoor zorgen dat je een geheugen hebt, die dan weer net zo ‘zelfzuchtig’ zijn als de genen die ertoe leiden dat je controle over je eigen spieren hebt.
Enkele psychologische adaptaties hebben eigenschappen die inderdaad voldoen aan wat wij met ‘zelfzuchtig’ bedoelen. Als er niet genoeg van bepaalde levensmiddelen aanwezig zijn om aan bepaalde basisbehoeften te voldoen, dan zullen organismen die er toch in slagen deze voorraden te bemachtigen, de anderen wegconcurreren. Om deze schaarse middelen te bemachtigen, zullen er dikwijls directe conflicten ontstaan tussen organismen. Zo zullen sommige dieren vechten om voedsel of om een partner. Genen die aansporen tot gevecht in tijden van schaarste, zullen ervoor zorgen dat die organismen die ze bezitten, de andere organismen wegconcurreren. Deze genen zullen dan ook in aantallen vermeerderen. Dus, het feit dat sommige middelen schaars zijn, leidt tot het ontstaan van strategieën als agressie bij vele soorten. Psychologische adaptaties voor agressie komen overeen met onze populaire notie van ‘zelfzuchtig’, maar er dient opgemerkt te worden dat deze adaptatie zich op krek dezelfde manier ontwikkeld heeft als eender welke andere adaptatie. De genen die aan de basis van dergelijke adaptaties liggen, zijn in geen enkel opzicht ‘zelfzuchtiger’ dan eender welke andere genen.