Is evolutionaire psychologie seksistisch?

Ed Hagen
Institute for Theoretical Biology, Humboldt-Universität zu Berlin
Janne Swaegers

Zoals ergens anders in deze FAQ werd aangehaald, zijn er geen verschillen tussen fysiologische adaptaties en psychologische adaptaties. Mannelijke en vrouwelijke lichamen zijn identiek voor de meeste kenmerken, maar volkomen verschillend voor andere. Het hart van mannen en vrouwen is (neem ik aan) identiek, maar testikels zijn erg verschillend van eierstokken. Het zelfde patroon doet zich waarschijnlijk voor in het brein. Het mannelijk en vrouwelijk cognitief vermogen zijn waarschijnlijk identiek in vele opzichten, maar verschillen fundamenteel in sommige domeinen, vooral bij het paren. De evolutionaire theorie voorspelt daarom dat er sommige aangeboren verschillen zullen zijn tussen mannen en vrouwen, dat deze verschillen waarschijnlijk cognitieve verschillen bevatten, en, misschien, dat er niet veel kan gedaan worden om deze verschillen uit te wissen.

Als je deze implicaties voorstelt als seksistisch, dan is evolutionaire psychologie seksistisch. Niets in de evolutionaire theorie echter bevoorrecht mannen over vrouwen, noch dicteert sociale ‘rollen’ voor beide geslachten. Zijn eierstokken superieur tegenover testikels? Deze vraag is zinloos. Zijn mannelijke partner preferenties superieur tegenover vrouwelijke partner preferenties? Deze vraag is evenzeer zinloos. Evolutionaire psychologie focust op de eigenschappen van individuen. Vermits sociale rollen eigenschappen zijn van bepaalde groepen op bepaalde tijdstippen, heeft evolutionaire psychologie hierover weinig te zeggen. Met andere woorden, evolutionaire psychologie kan hypotheses formuleren over individuele preferenties, maar kan weinig voorspellingen maken over de sociale regelingen die het gevolg zijn van individuen met verschillende preferenties die een sociaal contract aangaan. Het is ook belangrijk dat de meeste sociale rollen (bijvoorbeeld jobs) in de moderne wereld een groot arsenaal aan fysieke en cognitieve capaciteiten vereisen. Hoewel het denkbaar is dat superieure, vrouwelijke, fysieke en cognitieve capaciteiten in sommige domeinen (zeer speculatief) de prestaties verhogen voor bepaalde aspecten van een gegeven job, terwijl superieure, mannelijke, fysieke en cognitieve capaciteiten hun prestaties kunnen verhogen in andere aspecten van dezelfde job, zal, uiteindelijk, de globale prestatie waarschijnlijk ongeveer dezelfde zijn, met de distributies van mannelijke en vrouwelijke capaciteiten grotendeels overlappend.