Evolution, Science and Ethics in the Third Millennium

Challenges and Choices for Humankind

Evolution, Science and Ethics in the Third Millennium

Boekinformatie

  • Auteur(s): Robert Cliquet en Dragana Avramov
  • Eerst verschenen: 2018
  • Uitgeverij: Springer

Over de auteur(s)

De sociaal bioloog en bio-antropoloog professor emeritus Robert Cliquet heeft een lange en bijzonder rijk gevulde carrière achter de rug als onderzoeker, lesgever, publicist en expert in diverse nationale, buitenlandse en internationale universiteiten en organisaties.
Dr. Dragana Avramov is doctor in de sociologie/populatie studies en studeerde daarnaast ook culturele antropologie en journalistiek. Ze heeft meer dan twintig jaar ervaring als onderzoek-ster en als experte voor de Europese Commissie. Ze was ook verschillende jaren voorzitster van de Marie Skłodowska Curie Actions (REA).

Boekbespreking door Koen Tanghe

Meer dan 150 jaar geleden is het inmiddels dat Charles Darwin met zijn On the Origin of Species (1859) een doorbraak forceerde voor de idee dat het leven zoals we het nu kennen zich ontwikkeld heeft uit een heel simpel begin. En toch bekleedt dat revolutionair inzicht nog altijd niet de centrale plaats in onze cultuur en ons denken dat het zou moeten bekleden. Zo is de studie van de mens, in tegenstelling tot die van het leven in het algemeen, nog steeds niet op een evolutieve leest geschoeid. Denken we maar aan het fenomeen wetenschap: het heeft een evolutieve draagwijdte en zou dan ook mede vanuit die invalshoek geduid moeten worden, wat momenteel nog absoluut niet het geval is. Kort door de bocht ziet die duiding er als volgt uit. Daar waar andere diersoorten onherroepelijk vast zitten aan een beeld van de wereld (een ‘umwelt’) dat hen, via een specifiek zintuiglijk en cognitief apparaat, door de evolutie toebedeeld werd als aanpassing aan hun specifieke manier van leven (‘niche’), ontwikkelen wij, dankzij onze technologie en wetenschap, een interpretatie van de natuur die nog maar weinig te maken heeft met onze traditionele manier van leven als jagers en voedselverzamelaars. Zoals we duizenden jaren voordien ook al die natuurlijke jagersniche ingeruild hadden voor een zelf gecreëerde manier van leven (landbouw en veeteelt).  
 
Ook in de medische wereld is de idee dat een evolutief perspectief waardevol kan zijn nog niet volledig doorgedrongen. Zo zijn veel medische problemen, inclusief depressies, mede veroorzaakt doordat onze huidige manier van leven grondig verschilt van de manier van leven waaraan we biologisch aangepast zijn (het ‘mismatch’ probleem). Ethiek is in hetzelfde bedje ziek: ze zou geïnspireerd moeten zijn door de evolutietheorie maar is dat niet. Ook al gaat de literatuur op dit vlak terug tot de negentiende eeuw en is het al lang duidelijk dat we, in een geglobaliseerde wereld, nood hebben aan ethische richtlijnen voor de hele menselijke soort. Iets waar traditionele, religieuze of seculiere ideologieën tekort in schieten.
 
Dat is dus het euvel waaraan Cliquet en Avramov een mouw willen helpen passen met hun Evolution, Science and Ethics in the Third Millennium (2018). Ze zijn daarbij in drievoudig opzicht vrij ambitieus. Daar waar de grote meerderheid van moderne auteurs slechts gebruik maakt van een evolutief perspectief om een beter inzicht te verwerven in onze morele natuur of als algemene leidraad om wenselijke waarden en normen te formuleren, geloven zij dat de evolutietheorie directe implicaties heeft voor hoe we ons moeten gedragen en wat we moeten nastreven. Een belangrijke bron van inspiratie daarbij is Raymond Cattells A New Morality from Science: Beyondism (1972), naast Conrad H. Waddingtons The Ethical Animal (1960). Ze zijn verder ook zeer geïnspireerd door modern evolutief onderzoek naar de sociale natuur van de mens en andere dieren. Hun evolutionaire ethiek is dan ook uitgesproken sociaal en niet sociaal-darwinistisch in de meer klassieke betekenis van die term.
 
Waddington verklaarde dat de biologische functie van ethiek bestaat uit het promoten van de menselijke evolutie. Dat is ook het centrale doel van Cliquet en Avramov. Ze willen bovendien niet zomaar de optimale grenzen van de bestaande menselijke variabiliteit opzoeken (het klassieke doel van de eugenetica), maar die grenzen op termijn zelfs overschrijden. In dit laatste geval spreekt men over trans-, post- en overhumanisme. Tot slot omvat hun ethisch project ook meer dan een fylogenetische verbetering van de mens. Ze hebben daarnaast ook oog voor ecologische duurzaamheid, het stimuleren van het modernisatie proces, de ontogenetische ontwikkeling van menselijke talenten, de promotie van de kwaliteit van het leven, van billijkheid en universalisme en de verschuiving van voornamelijk competitieve naar meer coöperatieve sociale relaties.
 
Het is wel nog maar de vraag of de biologische verbetering van de mens een expliciet ethisch doel moet worden, laat staan een overheidsdoel. De auteurs merken trouwens zelf op dat het moeilijk voorstelbaar is dat we, op termijn, niét zullen proberen om, via genetische interventies, onwenselijke kenmerken te vermijden en wenselijke kenmerken te promoten. Het staat inderdaad in de sterren geschreven dat we, via ingrepen in ons genoom en ook door technologische innovaties, ons door de evolutie voorzien en in meerdere opzichten beperkt, kwetsbaar en onaangepast Homo sapiens lichaam achter ons zullen laten. Precies zoals we eerder onze natuurlijke niche en umwelt verlieten. Ook de menselijke cognitie zal ongetwijfeld verbeterd worden. Misschien moet de overheid dit proces niet zozeer promoten, laat staan verplichten, als wel het in goede, ethische banen leiden.
 
U hoeft het echter niet eens te zijn met de idee dat de fylogenetische verbetering van de mens of het transhumanisme een overheidsdoel moet worden om volmondig in te stemmen met de stelling dat onze ethiek op een evolutieve leest geschoeid moet worden. Denken we maar aan de vraag hoe we, in de moderne wereld, moeten omgaan met (religieuze) attributen en praktijken die de ‘in-group/out-group’ dichotomie sterk in de verf zetten. Dit was adaptief in onze natuurlijke omgeving, maar is dat, zoals Cliquet en Avramov opmerken, veel minder in de moderne, geglobaliseerde wereld. Hun boek herbergt een schatkamer aan dit soort ideeën en inzichten en biedt de lezer ook een goudmijn aan literatuur: de gezamenlijke eruditie van de auteurs is ronduit indrukwekkend (de bibliografie telt 129 pagina’s). Het lijkt me dan ook niet enkel interessant voor ethici: dit boek is een uitstekende aanwinst voor de bibliotheek van iedereen die onderzoek doet naar, of geïnteresseerd is in, onze soort.