De evolutie van talen via fylogenetische stambomen

Michael Dunn en collega's

Talen over de wereld vertonen een grote variatie, maar hebben ook opmerkelijke gelijkenissen in hun grammaticale structuur. De vraag waar die gelijkenissen vandaan komen, is onderhevig aan debat. Sommige linguïsten, in navolging van Noam Chomsky, stellen dat gelijkenissen in grammatica kunnen worden teruggevoerd tot een aangeboren, universele grammatica: een aantal algemene, generatieve regels aan de hand waarvan kinderen een taal leren, en die kunnen worden teruggevonden in alle talen die worden gesproken. Andere linguïsten, waaronder Joshua Greenberg stellen dat gelijkenissen tussen talen een resultaat zijn van meer algemene (niet louter taalgerelateerde) cognitieve beperkingen en statistische eigenschappen van talen, die leiden tot een convergerende culturele evolutie. Zo zijn er niet eindeloos veel mogelijkheden om de woordvolgorde te variëren: je kan bijvoorbeeld onderwerp, werkwoord, lijdend voorwerp hebben, zoals in het Nederlands (hij eet een appel), onderwerp, lijdend voorwerp, werkwoord, zoals in het Latijn ("Servus puellam amat", de slaaf het meisje houdt (van)). Sommige mogelijkheden worden minder benut dan andere. Lijdend voorwerp, werkwoord, onderwerp (Appel eet hij) is bijvoorbeeld erg zeldzaam, vermoedelijk omdat het informatiever is om met het onderwerp te beginnen. Het feit dat veel talen een onderwerp, werkwoord, lijdend voorwerp structuur hebben, kan men dus wijten aan een culturele evolutie in deze talen, of in de talen die hen voorafgaan (hun "culturele voorouders"), niet aan een aangeboren universele grammatica, althans volgens Greenberg. Michael Dunn en collega's gebruikten fylogenetische stamboomanalyse, een methode die wordt benut in de evolutiebiologie, om te ontdekken of gelijkenissen in talen het resultaat zijn van aangeboren eigenschappen, of van culturele evolutie. Hun fylogenetische methode testte stambomen van vier niet-verwante taalfamilies (de Indo-Europese, Austronesische, Bantoe, Uto-Azteekse taalfamilies) die samen meer dan 2000 talen bevatten. Indien er een aangeboren, generatieve grammatica zou ten grondslag liggen van die talen (zoals Chomsky meende), zou men veranderingen in de talen moeten kunnen detecteren die onafhankelijk zijn van de stamboom waartoe zij behoren. Uit de analyse van Dunn et al. bleek echter dat de structuren van talen geen gevolg is van een universele grammatica, maar verklaard kan worden door culturele evolutie in elk van de stambomen. Dit betekent niet dat cognitieve factoren geen enkele rol zouden spelen. Er zijn, bijvoorbeeld, grenzen aan woordlengte, die te maken hebben met het menselijk werkgeheugen. Deze studie werpt wel twijfel op Chomsky's hypothese dat er universele, geëvolueerde grammaticale regels zouden zijn, tot nog toe een basisassumptie in de linguïstiek.

Bron

Nature, 2011, doi:10.1038/nature09923