Wat met interacties tussen het gen en de omgeving?

Ed Hagen
Institute for Theoretical Biology, Humboldt-Universität zu Berlin
Stijn Cooman

Deze tekst werd vertaald met toestemming van de auteur. De oorspronkelijke Engelse versie is te vinden op http://www.anth.ucsb.edu/projects/human/epfaq/evpsychfaq_full.html

Zeggen dat het fenotype vastgelegd is door een interactie tussen genen en omgeving, is hetzelfde als de onbeduidende observatie maken dat het fenotype een fysisch systeem is; de drijvende kracht hierachter is, net als de drijvende kracht achter alle fysische systemen, ook schatplichtig aan de invloed van andere fysische systemen.
Zo werkt chemie.
Het is echter verkeerd te stellen dat dit proces over het algemeen adaptief is. Als de wet van Murphy enige kracht heeft, dan zullen de meeste verstoringen in de omgeving op ontwikkelingsprocessen, de normale ontwikkeling van de bedoelde adaptatie ontwrichten. Daarom zou ik verwachten dat vele ontwikkelingsmechanismen specifiek bestaan als buffer voor de variatie in de omgeving. Zo verzekeren ze de normale ontwikkeling van complexe adaptaties. Om het met andere woorden te zeggen: ik vermoed dat het lichaam erop voorzien is om te verzekeren dat de ontwikkelingssystemen alleen de omgevingsvariatie ‘zien’ die ze zouden moeten zien; in vele, zoniet alle, gevallen, zal dit er op neer komen dat ontwikkelingssystemen worden afgeschermd van variatie, en er dus niet aan blootgesteld worden.
De uitzondering op het laatste geval is natuurlijk omgevingsvariatie die kritiek is voor de ontwikkeling en de goede werking van de adaptatie. In deze gevallen zijn specifieke ontwikkelingsmechanismen bijna zeker geëvolueerd om de variatie kort te bestuderen, en om daarna de doel-adaptatie te ‘grijpen’ om zijn prestatie te verbeteren onder deze omstandigheden. In sommige gevallen zal het ‘grijpen’ nogal dramatisch zijn, zoals de taal van het gebied aanleren of iets bijleren over sociale normen en waarden.
Ik geef een analogie.
Je hebt net de loterij gewonnen, en je zou graag een uitgebouwde jeep hebben, speciaal voor jou gebouwd, zodanig dat je ermee in de woestijn kan rondreizen. Zul je eisen:

  1. dat de bouwer de jeep bouwt in een zandstorm zodanig dat hij optimaal kan functioneren in de woestijn, of
  2. dat de bouwer een speciaal aangepaste uitrusting toevoegt, zoals banden met een aangepast loopvlak, een grotere radiator, enz., zodanig dat hij optimaal zal presteren in de woestijn.

De eerste eis is analoog aan wat, naar ik vrees, vele mensen denken wanneer ze interacties tussen gen en omgeving inroepen; de laatste eis is analoog aan wat er volgens mij meestal gebeurt.