Wat is een evolutionaire aanpassing (adaptatie)?

Ed Hagen
Institute for Theoretical Biology, Humboldt-Universität zu Berlin
Constantijn Vermaut

Deze tekst werd vertaald met toestemming van de auteur. De oorspronkelijke Engelse versie is te vinden op http://www.anth.ucsb.edu/projects/human/epfaq/evpsychfaq_full.html

Evolutionaire aanpassingen (adaptaties) lossen problemen op in verband met voortplanting, wat betekent dat aanpassingen een bepaalde functie hebben. Longen zijn een aanpassing, en hun functie is om gassen in en uit het bloed te transporteren. Spieren zijn een aanpassing, en hun functie is om kracht uit te oefenen in verschillende delen van het lichaam. De functie van ingewanden is (gedeeltelijk) om voedingsstoffen uit voedsel te halen. In het algemeen delen alle leden van een soort van hetzelfde geslacht en in hetzelfde ontwikkelingsstadium dezelfde functionele organisatie (wat betekent dat ze over dezelfde aanpassingen beschikken). Alle mensen hebben beenderen, spieren, een hart, ogen, enz. Terwijl sommige probleemoplossende vaardigheden (functies) van het zenuwstelsel voor de hand liggen (het gezichtsvermogen bijvoorbeeld), zijn vele dat niet. Het doel van evolutionaire psychologie is om alle< functies van het zenuwstelsel exact te identificeren.

Functionele organisatie impliceert specialisatie. Bloed van zuurstof voorzien vormt een andere problematiek dan het laten circuleren van bloed, en het zou moeilijk zijn zoniet onmogelijk voor een enkele functionele eenheid om op efficiënte wijze beide problemen tegelijk op te lossen. De efficiënte overdracht van zuurstof naar het bloed vergt grote oppervlakten van weefsel waardoor gas kan uitgewisseld worden. Die zouden helemaal niet kunnen dienen om vloeistoffen rond te pompen. Ook het zenuwstelsel is duidelijk gespecialiseerd. Het genereren van de seriële informatiestromen van relatief lage bit rates zoals voor spraak is een probleem dat zeer verschillend is van de parallelle verwerking van immense hoeveelheden gegevens die op het netvlies opgewekt worden. Het zenuwstelsel schijnt samengesteld uit meerdere, gespecialiseerde, functionele eenheden. Daar vloeit automatisch de vraag uit voort: hoeveel gespecialiseerde functionele eenheden zijn er dan wel? Na enkele ogenblikken wordt het duidelijk dat er minstens verschillende dergelijke functionele subsystemen aanwezig moeten zijn : gezichtsvermogen, gehoor, spraak, motorische controle, gevoel, reuk, geheugen. Zijn er nog enkele andere of zijn er veel meer?

Tenslotte blijkt het zo te zijn dat functionele organisatie alleen als een resultaat van natuurlijke selectie tot stand is gekomen. De domeinen waarvoor functies georganiseerd worden zijn de domeinen die belangrijk zijn voor de overlevingscapaciteit van de soort. Organismen bezitten exact die functies die overleven en voortplanting mogelijk gemaakt hebben in het verleden. Elk onderscheid dat voorkwam in de wereld, dat door een organisme had kunnen worden gebruikt om zijn overlevingscapaciteit te verhogen, vormt een bepaalde selectiedruk. De verzameling van die selectieve drukkingsmechanismen die de menselijke soort gevormd heeft tot wat ze nu is, wordt dikwijls aangeduid als de evolutionaire aanpassingsomgeving (EAO). Dergelijke selectiedruk kan al dan niet de evolutie van aanpassingen veroorzaakt hebben dat die verschillen gebruiken ten voordele van het overleven en de voortplanting van het organisme (en dus de genen waarin dergelijke aanpassingen gecodeerd opgeslagen worden). Een volledige specificatie van alle selectieve drukkingsmechanismen die gedurende een evolutionair relevante periode op een populatie hebben gewerkt vormt de bovengrens voor het aantal aanpassingen dat kan geëvolueerd zijn. Indien er geen beperkingen zouden zijn, zou elke verschillende selectiedruk aanleiding geven tot een bepaalde aanpassing. Deze visie impliceert dat elk organisme kan worden ontleed in een eindig aantal functionele componenten, en dat een dergelijke analyse in zekere zin een complete specificatie van het organisme betekent. Dit model voor het leven is erg begrijpelijk en heeft tot ontzaglijke wetenschappelijke vooruitgang geleid in de biologie.