Waarom zijn adaptaties niet nuttig voor de soort als geheel?

Ed Hagen
Institute for Theoretical Biology, Berlin
Stijn Cooman

Deze tekst werd vertaald met toestemming van de auteur. De oorspronkelijke Engelse versie is te vinden op http://www.anth.ucsb.edu/projects/human/epfaq/evpsychfaq_full.html

Adaptaties evolueren door de verschillen in reproductief succes van de diverse allelen binnen een populatie of soort. Daarom verkrijgen organismen eigenschappen waarmee ze beter presteren dan leden van hun eigen soort, en geen eigenschappen die ervoor zorgen dat ze beter presteren dan leden van andere soorten. Theoretisch is het mogelijk dat een verhoogde kans voor het overleven van de genenpoel (dwz van de soort), leidt tot evolutie van kenmerken van organismen die het overleven van de soort verkiezen eerder dan het overleven van het individu. Nochtans is het erg onwaarschijnlijk dat dit proces verantwoordelijk is voor de ongelooflijke serie complexe functionaliteiten die vertoond worden door seksuele voortplanting bij tweeslachtige soorten (Williams 1996). De tijdsduur tussen het ontstaan en het uitsterven van soorten is veel langer dan de tijdsduur tussen generaties. Bijgevolg kan de reproductie van allelen veel sneller complexe functionaliteit voortbrengen binnen een soort dan tussen soorten. Een allel dat een voordeel zou bieden aan de soort ten koste van het individu, zou uitsterven lang voordat het een aanwijsbaar voordeel ten bate van de soort kon genereren. (Er zijn echter andere vormen van groepsselectie die de moeite van het bestuderen waard zijn; zie bv. Sober en Wilson, Unto Others.)